Redactie - 27 oktober 2025

Code, chaos en controle: wat overheden van software kunnen leren

De software pionier Douglas McIlroy stelde: ‘De echte held van programmeren, is degene die negatieve code schrijft’, waar negatieve code wordt opgevat als regelreductie. Met steeds minder code dezelfde functionaliteit blijven leveren. Dat houdt systemen agile en sustainable. Datzelfde principe zou de overheid moeten omarmen: negatieve wetsregels — nieuwe wetten die meer wetsregels elimineren dan ze zelf toevoegen.

Code, chaos en controle: wat overheden van software kunnen leren image

Groei vraagt om vrijheid én structuur

“Welvaart komt niet uit rijkdom of omvang, maar uit kennis, innovatie en sterke instituties,” schreef Duvvuri Subbarao, oud-gouverneur van de Reserve Bank of India, afgelopen week. Toch wringt het: innovatie vraagt vrijheid en durf, terwijl bureaucratie orde en controle eist. Die spanning bepaalt of een land vooruitgaat — of vastloopt.

Subbarao’s boodschap sluit aan bij het werk van Mokyr, Aghion en Howitt, die dit jaar de Nobelprijs voor economie ontvingen voor hun theorie over creative destruction: groei ontstaat door voortdurende vernieuwing van technologie, ideeën en instituties. Hun conclusie is helder: landen die innovatie omarmen, bouwen toekomst. Landen die verandering wantrouwen, verliezen hun dynamiek.

Maar zónder betrouwbare instituties stort zelfs de meest innovatieve economie in. Groei vraagt dus om vrijheid én structuur — om een overheid die beschermt, structureert maar niet verstikt. In het klassieke liberalisme heet dat vrijheid in gebondenheid: een kleine, deskundige overheid die reguleert, maar de vrijheid van burgers en ondernemers respecteert en in stand houdt.

Hoe bureaucratie innovatie verstikt

Toch kiezen overheden — soms gedwongen door activistische oproepen — de afgelopen jaren te vaak voor zekerheid boven vernieuwing. Regels stapelen zich op, procedures verstarren, risico’s worden gemeden. Wat ooit bedoeld was om orde te scheppen, verandert langzaam in een rem op vooruitgang: een systeem dat steeds stroperiger wordt, omdat niemand het geheel nog kan overzien of zelfs begrijpen.

Subbarao waarschuwt terecht: een grote economie is niet automatisch een welvarende. Groei zonder vernieuwing levert geen blijvende voorspoed op. Zelfs organisaties verambtelijken in zichzelf: bestuurders worden risicomijdend, besluitvorming draait om afvinken en indekken, en medewerkers houden hun ideeën voor zich. Zo ontstaat een cultuur van voorzichtigheid waarin innovatie langzaam verstomt.

Zijn waarschuwing was bedoeld voor India, maar laat zich moeiteloos vertalen naar de Europese Unie. Van een dynamische economische samenwerking in de EEG zijn we verworden tot een beschermende vakbond van nationale staten — landen die elkaar eerder verstarren dan stimuleren.
En elkaar ook steeds vaker in de weg zitten. Denk aan de uitdrukking: klein is fijn, want groot bloedt (uiteindelijk) dood. We zien dit ook bij de uitdijende EU gebeuren: een in zichzelf gekeerde ambtelijke organisatie die steeds minder steun van haar lidstaten en burgers geniet.

De overheid als motor van vernieuwing

Toch kan de overheid wél de aanjager zijn van vooruitgang. In de Gouden Eeuw waren het ondernemende regenten, reders en ingenieurs die samen een infrastructuur van handel, scheepvaart en kennis opbouwden. Na de Tweede Wereldoorlog herhaalden we dat succes: in de Benelux versterkten overheid, industrie en wetenschap elkaar in wederopbouw en technologische vernieuwing.

Alle grote naoorlogse projecten — van de aanpak van de woningnood tot de Deltawerken, van de opbouw als krachtige NAVO-partner tot onze leidende rol in digitalisering en internet — ontstonden in een tijd waarin de overheid nog een actief industriebeleid voerde en Europa zich primair richtte op economische samenwerking.

Tegenwoordig lijkt dat initiatief te zijn verschoven naar Brussel, waar uniforme regelgeving nationale dynamiek steeds vaker aan banden legt. Hoe goed bedoeld ook: geen land in Europa is hetzelfde, en elk zal soms andere keuzes moeten maken dan zijn buren. West-, Oost-, Noord- en Zuid-Europa zijn te verschillend om als één gemiddeld geheel bestuurd te worden. Het is als een aquarium vol kleurrijke vissen waar men een grijze vissoep van maakt: de diversiteit verdwijnt — en met haar de vitaliteit. En juristen bewaken de status quo.

Kijk daarentegen naar Estland: met een digitale overheid en programma’s als e-Residency trekt het wereldwijd ondernemers aan. Of naar Malta, dat DAO’s (decentrale autonome organisaties) toestaat zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. De les is helder: een behulpzame overheid investeert in kennis, geeft ruimte aan doeners en begrijpt dat welvaart voortkomt uit durf — niet uit dossiermappen.

De paradox van stilstand

Diezelfde bureaucratische neiging die landen kan verstikken, geldt ook binnen bedrijven en kennisorganisaties.Managers en bestuurders verschuilen zich achter procedures, innovatie wordt ingehaald door compliance en creatieve risico’s worden ontmoedigd. Het gevolg? Een paradox: hoe hoger het kennisniveau, hoe lager de durf.

Kunnen we onszelf weer in beweging zetten, of is het wachten op een ‘ramp’ van buitenaf — een beurskrach, een serieuze oorlog — om de impasse te doorbreken. We zijn beland in een toestand van paralysis by analysis: zoveel discussie, dat we niet meer in staat zijn werkelijke beslissingen te nemen.

Daarnaast heeft de overheid zichzelf opgesplitst in beleid en uitvoering. Daarmee is de verbinding tussen denken en doen verbroken. Beleidsmakers verliezen zicht op de realiteit in het veld, terwijl uitvoeringsorganisaties geen stem meer hebben in beleidsontwikkeling. Hersenen en handen functioneren los van elkaar.

Alsof dat niet genoeg is, besteedde de overheid vervolgens zowel beleidsproductie als uitvoering uit aan marktpartijen. Zo ontstond een stelsel van losgekoppelde organisaties die beleid uitvoeren zonder dat iemand nog eigenaarschap voelt. De uitvoering werd het bos in gestuurd met vaak onuitvoerbaar beleid, terwijl de overheid zelf niet meer wist wat er in de praktijk gebeurde.

De paradox van groei: minder wetten, meer toekomst

De vraag is dus niet alleen hóe we wetten maken, maar of we ze ook durven af te breken. Hoe kunnen we wetten maken die eenvoud brengen in plaats van complexiteit? Kort gezegd: “Negatieve wetten — voor een positieve overheid”.

Subbarao’s waarschuwing klinkt luid: sterke instituties moeten innovatie aanjagen, niet afremmen. De vraag is nu: durft Europa weer een ondernemende overheid te worden — of blijft het hangen in de overmaat van regels?

Door: Hans Timmerman

Green Data Center Conference 2025 BW + BN Schneider Electric BW + BN
Gartner BN tm 12-11-2025 - 2

Wil jij dagelijkse updates?

Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!