02 december 2025

De dag dat wetenschap ophield van iedereen te zijn

Er was een tijd dat wetenschap geen grenzen kende. In internationale projecten ontmoetten onderzoekers elkaar niet als concurrenten, maar als bouwers van dezelfde toren van kennis. Ieder bracht zijn ervaring mee – een dataset, een experiment, een modellering – en daaruit werd iets nieuws gemaakt. De uitkomst was van iedereen: niet omdat auteursrecht dat voorschreef, maar omdat het ondenkbaar was dat je wetenschap in eigendom zou houden zodra ze eenmaal was ontstaan.

De dag dat wetenschap ophield van iedereen te zijn image

Wie zich ooit in zulke projecten heeft bewogen, kent dat gevoel: je stopt iets in de machine, de machine slaat aan en wat eruit komt is groter dan jijzelf. Het is een vorm van gemeenschappelijk denken. De snelheid van vooruitgang is niet de optelsom van individuele ideeën, maar de vermenigvuldiging van perspectieven. Dat is hoe wetenschap tot op heden werkt.

En toen veranderde er iets. Niet in de hoofden van onderzoekers, maar in de infrastructuur waar wetenschap op rust. Supercomputers, energiecontracten, nationale datasets, cloudplatforms, algoritmische ecosystemen – de onderlaag verschoof. Dat is de achtergrond van wat Dion Wiggins “The Genesis Gambit” noemt: het moment waarop staten wetenschap niet langer zien als een open domein, maar als een strategisch bezit.

Het nieuwe fundament: energie, compute, data

We spreken vaak over AI alsof het een soort software is. Een product dat uit een industrieel kanaal rolt: versie 3.0, update, bugfix. Maar dat is een misverstand. AI is geen programma. AI is thermodynamica. Het is verwerkte energie.

Een modern taalmodel, een klimaatvoorspelling of een simulatie van nano-materialen bestaat bij gratie van elektriciteit. Zonder megawatts aan voeding, koeling en continue beschikbaarheid zijn de mooiste algoritmes slechts tekst op een server. Het beeld dat AI “in de cloud leeft” is ironisch genoeg misleidend: die cloud bestaat uit reusachtige betonnen dozen vol hardware, omgeven door hoogspanningslijnen en waterleidingen.

Daarom begint AI altijd bij energie. Energie is de brandstof. Compute is de motor. Data zijn de bouwstenen. AI is de fabriek die daaruit kennis maakt. Wie die keten controleert, bepaalt de richting van vooruitgang. Dat was nooit eerder zo zichtbaar als nu.

Van software naar geopolitiek

In het recente artikel over het Genesis-programma legt Dion Wiggins een ongemakkelijke conclusie neer: AI is geen industrie, maar een machtsstructuur. De Verenigde Staten bouwen niet aan een nieuw product, maar aan een soevereine perimeter. Een beschermende muur van nationale supercomputers, federale datalakes, industriële energiecontracten en overheidscontrole op toegang.

Het lijkt technisch, maar het is politiek. Private labs en startups ontwikkelen modellen, bedrijven experimenteren met modellen, universiteiten proberen ze te begrijpen — maar het skelet waar dat denken op rust, verschuift naar de staat.

En met dat skelet verschuift eigendom. Wie onderzoek doet op Amerikaanse supercomputers, gebruikt datasets die in federale infrastructuur zijn opgeslagen, of werkt met door de staat gesanctioneerde compute, is niet langer een vrij denkend subject, maar een gebruiker in een systeem. Er is geen kwaad opzet — maar er is wel een grens. Niet iedereen mag overal bij.

Voorstanders noemen het noodzakelijk: China loopt in; Europa reguleert zichzelf dood. Deglobalisatie van technologie is geen keuze, maar een reactie. Wie geopolitiek als schaakspel ziet, begrijpt de zet: je sluit je koningsvleugel voordat de tegenstander dat doet. Maar wie wetenschap ziet als een open ecosysteem waarin ideeën vrij circuleren, voelt iets anders: een krimpende horizon.

Het vergeten geheugen van wetenschap

Hoe ingrijpend die verschuiving is, merk je pas als je naar de moderne “memoires” van wetenschap kijkt. Geen boeken, maar rekenwerk: simulaties die maanden hebben gedraaid, modellen die generaties lang zijn verfijnd, datacollecties die door klimaat- of genoomonderzoek zijn opgebouwd. Ze zijn niet zichtbaar als PDF’s in een bibliotheek, maar leven als getrainde parameters, numerieke velden, ruwe meetreeksen. Deze memoires komen alleen tot leven via enorme compute. Zet ze op een laptop en ze zijn inert; zet ze in een nationaal HPC-cluster en ze veranderen in vragen die antwoord krijgen.

Wie compute beheert, beheert interpretatie. En interpretatie ís macht.

Niet de onderzoeker die een idee heeft, maar het platform dat miljoenen ideeën kan doorrekenen, bepaalt welke ideeën realiteit worden. Niet omdat iemand dat besluit, maar omdat infrastructuur altijd prioriteiten afdwingt. Net zoals een microscoop bepaalt wat zichtbaar is, bepaalt een AI-stack welke hypotheses kunnen worden getest. De machine bepaalt immers (de grenzen van) de output.

Van open wetenschap naar gesloten systemen

Hier ligt de verschuiving die velen nog niet zien: wetenschap verandert van disciplines die ideeën uitwisselen in ecosystemen die rekenkracht uitwisselen. En rekenkracht is niet een dienst; het is een strategisch goed. Wie daar geen toegang toe heeft, doet niet meer mee.

We hebben dit eerder gezien. Cloud werd een wereldwijde default, totdat geopolitiek het in regio’s splitste. 5G werd een standaard, totdat je ontdekte dat je leverancier tegelijk je spion was. Chips waren commodities, totdat fabricage een veiligheidsissue werd. GPS was navigatie, totdat het oorlogsvoering werd. AI was een aardig hulpje tot je er cyberbased door werd aangevallen.

AI volgt dus hetzelfde pad — maar sneller en met veel grotere repercussies. Want AI is geen toepassing; het is kennis zelf. Niet alleen de goede kennis, maar ook kwade, vernietigende kennis.

Europa reguleert wat het niet bezit

Europa reageert zoals Europa altijd reageert: met regels. Transparantie, watermarking, ethiek, governance. De zorgen zijn legitiem. Maar reguleren zonder infrastructuur is als verkeersregels opleggen aan een land zonder auto’s: het klinkt verantwoordelijk, maar verandert niets aan de machtsverhoudingen. Als je zelf het spel niet speelt, moet je je ook niet met de spelregels bemoeien.

Je kunt Big Tech verplichten tot audits, maar als hun trainingsclusters in Arizona staan en hun datacenters draaien op Amerikaanse energiecontracten, dan liggen de sleutels elders. Voor wetenschap geldt dit nog harder. Onderzoek zonder toegang tot compute is geen onderzoek maar retoriek. De promovendus die wel ideeën heeft maar geen GPU’s, bestaat niet als deelnemer; hij bestaat als toeschouwer. Europa publiceert artikelen, maar bouwt geen modellen. We leveren de fundamentele inzichten en laten ze vervolgens in Amerika implementeren en in China industrialiseren.

Europa is verworden tot een continent van theorie, zonder machinekamer.

Nederland in het kwetsbare midden

Nederland zit midden in dat kruispunt. We hebben briljante onderzoekers, een industrie die tot de moeilijkste technologie ter wereld in staat is — kijk naar ASML — en een traditie van open wetenschap. Maar de infrastructuren die die wetenschappelijke kracht kunnen vertalen naar AI-capaciteit zijn nipjes bij elkaar geknoopt. Verspreid over 28 landen die als individuele landen en industrie niet echt samenwerken.

We hebben HPC-clusters, maar ze zijn versnipperd en tijdgebonden. We hebben data, maar geen robuuste publieke datalakes. We hebben energie, maar niet de zekerheid die lange termijn compute vereist en op sommige plaatsen kraakt in zijn voegen. We hebben beleid, maar geen strategie die tien of twintig jaar omspant. We zijn een land van wetenschap, talent en ideeën, maar met gehuurde rekencapaciteit. En zoals Wiggins scherp zegt: “wie compute huurt, huurt zijn toekomst”.

De schaduwkant van “open”

Het wrange is dat we nog steeds geloven dat open wetenschap vanzelfsprekend is. We delen papers, we delen code, we spreken op conferenties. Maar open science functioneert alleen als de infrastructuur waarop ze draait ook open – of ten minste sovereign toegankelijk en autonoom bruikbaar – is. Anders is “open” slechts een toegangsdeur tot andermans machine.

En in die machine is niet alles zichtbaar. Een black box met infrastructuur die bepaalt wat je kunt – en erger – niet kunt modelleren. Want wat de box niet kan modelleren, bestaat gewoon niet.

Dit is Wiggins’ scherpste inzicht: niet alles wat modern is, is beter – maar alles wat niet in vaste architecturen past, verdwijnt uit de waarneming. Lokale kennis, niet-westerse methoden, domeinspecifieke innovaties: als ze niet op de dominante stack (kunnen) draaien, glijden ze weg uit het discours. Niet omdat ze fout zijn, maar omdat ze onzichtbaar worden.

Soevereiniteit en autonomie als ontwerp, niet als symbool

Wat betekent soevereiniteit dan in een AI-tijdperk? Geen vlag, geen ceremonie, geen PR-offensief. Slechts eigen soevereiniteit, autonomie en verantwoording. Soevereiniteit is je eigen infrastructuur kunnen ontwikkelen. Autonomie is dat je er vrij mee kunt werken. Verantwoording is aantonen dat je het goed deed. Zie mijn blog de digitale Trias Politica. Dus we willen:

  • Rekencentra met langjarige garanties; denken in decennia in plaats van jaren.
  • Publieke datasets met governance die universiteiten en burgermaatschappij vertrouwen.
  • Energiecontracten die niet elk jaar ter discussie staan: goedkoop, betrouwbaar, stabiel.
  • Een bestuursmodel waarin overheid, onderzoek en industrie niet klant en leverancier zijn, maar mede-eigenaren.

Het gaat niet om het kopiëren van Genesis of het verheerlijken van Amerikaanse staatsmacht. Het gaat om het begrijpen van de onderlaag: zonder infrastructuur bestaat er geen wetenschap, slechts verslaggeving en discussie over wetenschap elders.

De keuze die Europa — en Nederland — moet maken

De komende jaren bepalen of wij spelers of gebruikers worden. We kunnen blijven geloven dat regulering genoeg is. We kunnen hopen dat Amerikaanse of Chinese stacks “neutraal” blijven. We kunnen watchen, evalueren, conferenties organiseren. Hopen dat we mee mogen blijven doen.

Maar innovatie is een machine. Een machine die stroom verbruikt. Een machine die warmte produceert. Een machine die data verslindt. Een machine die uit ideeën, kennis maakt. En kennis is uiteindelijk macht. Dus we moeten onze eigen machines hebben om zelfstandig te blijven . . .

Als we geen eigen machines durven te bouwen, verdwijnen onze ideeën in het gat tussen talent en toegang. Dan worden onze universiteiten de grijze zones van een infrastructuur die elders staat — met onderzoekers die wachten op andermans capaciteit, terwijl de wereld verdergaat.

Dat is niet cynisch. Het is gewoon fysica.

Wie denkt dat de toekomst van wetenschap een debat is, vergist zich. De toekomst van wetenschap is beton, koeling, glasvezel en energie. En de vraag is niet of wij dat willen, maar of wij het durven.

Door: Hans Timmerman (foto)

Bitdefender BW + BN ESET BW + BN
Bitdefender BW + BN

Wil jij dagelijkse updates?

Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!